Direct naar artikelinhoud
AchtergrondTaal

The New Van Dale Dictionary: 10 procent van de nieuwe woorden in Dikke Van Dale uit het Engels

van DaleBeeld rv

De nieuwe Dikke Van Dale telt zo’n 10.000 nieuwe woorden, waarvan we er een duizendtal aan het Engels ontlenen. Moeten we ons zorgen maken om de verengelsing van het Nederlands? ‘Het Nederlands is van meet af aan een taal tjokvol vreemde woorden.’

Met zijn 21 centimeter is de jubileumeditie van de Dikke Van Dale meteen de dikste editie ooit. De reden daarvoor ligt voor de hand. Om de honderdvijftigste verjaardag van het bekendste woordenboek te vieren, schreef de redactie van de Van Dale ook 150 taalverhalen over de geschiedenis van de Nederlandse taal. Ook voegde de redactie een aantal ‘aforistische’ citaten van bekende Nederlandstaligen toe om woorden te duiden. Al is er nog een meer voor de hand liggende reden waarom deze editie zo dik is: ze bevat meer woorden.

Opvallend is vooral dat zo’n tien procent van de nieuwe woorden – 979 woorden om exact te zijn – uit het Engels ontleed worden. Big tech, airfryer of awkward: het zijn voortaan ook Nederlandse woorden voor de redactie van de Dikke Van Dale.

Zoveel woorden uit een nieuwe taal: dat klinkt misschien vreemd, al is het volgens hoofdredacteur Ruud Hendrickx doodnormaal. “De taalwetenschap leert ons dat het Nederlands altijd ongeveer 10 procent van zijn woordenschat uit andere talen heeft gehaald”, zegt hij. “Tussen de twee wereldoorlogen waren dat veel woorden uit het Frans, na de tweede wereldoorlog komen die woorden vooral uit het Engels.”

Ook professor Neerlandistiek Freek Van de Velde (KU Leuven) wijst erop dat het Nederlands vol ‘vreemde’ woorden zit. “Dat is echt iets van alle tijden”, zegt hij. “Doodnormale woorden als kar, kandelaar of kasteel komen uit het Picardisch, zolder of kaas uit het Latijn en appel, bloed of regen uit een taal van de Hunebedbouwers, die hier 4.000 jaar geleden woonden. Het Nederlands is dus van meet af aan een taal tjokvol vreemde woorden.”

Social distancing of afstand?

Allemaal goed en wel, maar in een klimaat waarin berichten ons om de oren vliegen dat de jeugd niet goed meer kan lezen en jongeren veel meer tijd spenderen met het swipen op sociale media dan met hun neus in een boek zitten, is de vraag vooral: moeten we ons daar zorgen om maken? Zeker bij jonge mensen vliegen de Engelse woorden als nice en cute in het rond.

“Dat vooral jongeren er gebruik van maken, valt inderdaad op”, zegt Van de Velde. “Vaak verbinden ze er een positieve connotatie aan. Als ik mijn zoon vraag wat het verschil is tussen een bestelwagen en een van, dan is het eerste iets voor de bloemist en het tweede een cool busje. Daar moeten we wel voor oppassen: dat het Nederlands niet consequent als stoffig of oubollig aanzien wordt.”

Volgens taalkundige Nicoline van der Sijs (Radboud Universiteit Nijmegen) hoeft het niet zo’n vaart te lopen. Ze wijst er in de Nederlandse krant Trouw op dat jongeren vooral Engelse tussenwerpsels gebruiken, zoals yes of nice. “Maar die woordjes zijn niet erg betekenisvol. Jongeren willen zich er vooral mee onderscheiden van oudere generaties. Zodra ze merken dat hun ouders zo’n woord gaan gebruiken, pakken ze snel iets anders. Het beklijft niet.”

Blijven leenwoorden toch plakken, dan vinden we er op den duur meestal een Nederlands alternatief voor. “Denk aan de informatica uit de jaren 90: toen spraken we steeds over een monitor of keyboard”, zegt Hendrickx. “Dat zijn we gaandeweg steeds meer een scherm en een toetsenbord gaan noemen. Dat zag je tijdens de pandemie ook met een term als social distancing. Nu hebben we het toch gewoon over afstand houden.”

Taalpolitiek

Professor Nederlandse literatuur Lars Bernaerts (UGent) stelt zich nog een andere vraag: welke meerwaarde hebben die Engelse woorden? “In principe heb ik er geen bezwaar tegen”, zegt hij. “Al is de voorwaarde wel dat ze een versterking van de taal met zich meebrengen. Ik denk dat het schoentje net daar soms knelt. Als ik jongeren of studenten bij mij het woord awkward of struggle hoor gebruiken, denk ik: daar hebben we toch perfecte Nederlandse woorden voor?”

Wat vindt de taalkundige eigenlijk van al die leenwoorden? Van de Velde lacht eens. “Net zoals een bioloog het uitsterven van dinosauriërs vooral ziet als een soort die verandert of plaats ruimt voor een andere soort en dat gewoon bestudeert, sta ik als taalkundige vrij neutraal tegenover het gebruik van leenwoorden.”

Dan maakt hij meer een probleem van onze taalpolitiek. Volgens hem zijn we daar pakken slordiger in geworden doorheen de jaren. “We vinden het niet zo erg meer als vroeger dat de taalwetgeving met de voeten getreden wordt”, zegt hij. “Niet dat ik ervoor pleit dat we ons volledig afsluiten van vreemde talen, maar ik kijk toch met enige bezorgdheid naar de aanwezigheid van Engels op websites van overheidsinstanties. Begrijpen oudere mensen dat bijvoorbeeld? Hetzelfde met de verengelsing van de academische wereld: als de meeste artikelen in het Engels worden uitgegeven, betekent dat ook dat we het Nederlands niet meer geschikt achten voor de wetenschap en sluiten we die informatie deels af voor wie alleen of vooral Nederlands spreekt. Dat is een veel grotere bedreiging voor het Nederlands dan het gebruik van enkele leenwoorden.”